2021 01 21
Toen ik, ruim vier decennia geleden, mijn eerste kindje in mijn armen hield, besefte ik plotseling dat mijn leven nu definitief veranderd was. Niet langer zou ik mijn eigen centrum zijn. Het centrum van mijn bestaan verschoof naar dat nog heel kleine en kwetsbare wezentje. Om hém ging het, in het vervolg. Ikzelf deed een pas terug.
Inmiddels zijn we heel wat jaren verder. Niet alleen dat eerste kind van mij, maar ook zijn broer en zijn neefjes doen van zich spreken.
De voorbije twee maanden gaven aanleiding tot gepaste trots af en toe: allereerst door respectievelijk mijn twee zonen, die zich in kranten en op televisie/radio manifesteerden, vervolgens de zoon van mijn zusje, als nieuwe radiopresentator, en dan is het nu tenslotte de beurt aan de zoon van mijn oudste broer. Als pedagoog schreef hij een krachtig artikel in hun regionale krant, en natuurlijk reisde dat artikel heel de familie door. Zijn vader leeft helaas niet meer, maar ik wens mijn schoonzus toe dat ze zich op net zo’n gouden wolk mag voelen als wij, momenteel.
Maar ook de zoon van mijn jóngere broer wil ik hier aandacht geven.
Nu gaat het eens niet om media-aandacht en glamour. Nee, dit neefje munt uit door zorgzaamheid, bescheidenheid en precisie, in een beroep dat mij volkomen vreemd is:
Podotherapeut.
Het begon met nogal acute last aan de voet van mijn lief. Opeens werden hem onze dagelijkse wandelingen onmogelijk. Na enkele eenzame marsen in mijn eentje vroegen we dit neefje om raad. Wat is er qua voetverzorging mogelijk in deze coronatijd?
Hij kwam meteen, persoonlijk. Hoe grappig was dit, hem vol professionele interesse met de moeilijke voeten van mijn lief bezig te zien. In mijn herinnering zie ik hem nog in de luier, of als klein manneke, perfecte pokemontekeningen makend aan tafel, terwijl hij onvergetelijke vragen stelde aan mijn oude moeder. Die vragen en opmerkingen zijn gevleugelde citaten in mijn familie geworden: ‘Oma, wanneer denk jij dood te gaan? Want je bent nu best al oud…’. Of: ‘Je moet wel honderd worden, oma. Want ik wil wel eens echt oud vel zien’. Zijn belangstelling voor het menselijk lichaam was kennelijk toen al aanwezig. Tenslotte kwam hij met de veel te ver vooruitziende blik: ‘Ik denk dat je nu wel binnen een half jaar dood gaat, oma’. Mijn moeder is nog jaren blijven leven, en haar oude vel leek zelfs op de leeftijd van 102 jaar nog niet ‘oud’.
Mijn neefje-de-podotherapeut is intussen wél ouder, en volwassen geworden. En nu is het zover dat mijn lief zich gedwee overgeeft aan zijn specialisme. We worden op de medische praktijk ontboden. Daar wacht hij ons op, mondkapje voor. Met een wijds gebaar worden we zijn werkkamer in genodigd. Vanaf dat moment is hij de behandelaar en mijn lief de cliënt. Bewonderend sla ik hem gade. Zijn precisie, dezelfde als waarmee hij die pokemontekeningen maakte. Maar ook: zijn zichtbare liefde voor het vak. Ik denk aan zijn vader, en aan mijn eigen vader, die allebei door dit jonge talentvolle wezen heen schemeren. Al is hij natuurlijk, niet te vergeten, ook een kind van zijn moeder!
Een uurtje later loopt mijn lief het mooie moderne gebouw uit, op vleugels! Want nu is hij de bezitter van een paar soepele steunzolen, die hem vooruit moeten helpen.
Ik loop naast hem. Ik denk nog lang niet dood te gaan. Want ik wil, totdat ik echt oud vel zal hebben, blijven volgen wat de jonge generatie van mijn familie nog allemaal gaat presteren: er is immers nog de neef die in de orgelrestauratie werkzaam is, de andere neef, die piloot is, en nog weer een andere, wiens bloemfoto-schilderijen wereldwijd verkocht worden. En, dus, de schrijvende neef-onderwijzer, die voor de klas de traditie van mijn familie in stand houdt.
Maar ook de nichtjes die moeder zijn of worden, tellen wis en waarachtig mee in het doorgeven van onze genen. Ze zullen misschien de krant niet halen, maar ik zal ze met evenveel achting blijven volgen. Voor dat doel verdwijn ik met liefde steeds meer naar de achtergrond.